solovoorstelling over haar joodse familiegeschiedenis

“In 2013 kreeg ik een bedrag van € 3.900,- op mijn rekening van De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa.
Het ging om de ‘niet afgehaalde polis van Jo van den Berg’, de oudere broer van mijn vader, die was omgekomen in 1943 in Sobibor.
Ik was één van de vier nabestaanden van deze oom Jo, die ik nooit had gekend.

Het was de aanleiding voor mij om me voor het eerst te verdiepen in mijn verbijsterende familiegeschiedenis.”

In 2015 besloot Carolien om Jo’s erfenis te gebruiken voor het schrijven, produceren en spelen van een voorstelling over haar familiegeschiedenis.
Het verhaal van de Holocaust.

De broers Jo en Bob, die 8 jaar verschillen. Jo de oom van Carolien is bij kamp Sobibor omgekomen. Bob, die de holocaust heeft overleefd is de vader van Carolien.

Bob als 17-jarige werkzaam bij de Hollandia Kattenburg fabriek in Amsterdam Noord, vlak voor de oorlog.

De oma van Carolien die in Ausswichz is omgekomen, met een nichtje.

Solovoorstelling ‘Wie de f *** is oom Jo?’

Carolien van den Berg neemt het publiek mee in haar zoektocht naar het fascinerende overlevingsverhaal van haar vader Bob van den Berg nadat hij is opgepakt bij de razzia bij de Hollandia-Kattenburg fabriek. Aan de hand van het boekje dat hij schreef over zijn spectaculaire ontsnapping uit een rijdende trein duikt Carolien de archieven in.

Als een detective legt ze haar familiegeschiedenis bloot, stap voor stap wordt duidelijk wat er met haar vader, Oom Jo en haar oma is gebeurd. In een dynamisch videodecor wisselen archiefbeelden en foto’s elkaar af. Balancerend tussen humor en ernst ontdekt Carolien het verhaal dat haar vader haar nooit kon vertellen. De vragen die ze zichzelf stelt over de gebeurtenissen van toen maar zeker ook die van nu, worden universe-le en actuele vragen die iedereen aangaan.

Tegelijkertijd is ‘Wie de f*** is oom Jo?’ het verhaal van een dappere 17-jarige Amsterdamse jongen die met de dood op de hielen het leven ontdekt. Een leven als in een spannend jongensboek. Net als iedere opgroeiende jongen heeft hij zin in het leven: uitgaan, voetballen en natuurlijk meisjes versieren.
De lichte toon maakt de voorstelling toegankelijk voor een breed publiek.

 

Recensie theaterkrant

Door Kester Freriks 25 april 2016

Integer. vertellend. Persoonlijk.
Dat zijn de woorden om de voorstelling Wie de f*** is oom Jo te typeren. Actrice Carolien van den Berg opent haar solo met een brief die ze van de Stichting Sjoa ontvangt, zomaar , geheel 0onverwacht. Het gaat om een “niet afgehaalde polis van Jo van den Berg’, haar oom, de broer van haar vader Bob Wolf van den Berg. Van deze oom had ze nog nooit gehoord, vandaar de titel vergrote foto`s. brieven. documenten. Links op het toneel staat een hoge tafel die als keukenblad dienst doet: daarop probeert ze gaandeweg de gehele voorstelling een Hollands-Joods recept te bereiden. Kugel met peren. maar dat mislukt. Ze vraagt in een You-Tube filmpje. Betty Bransem om raad die het juiste recept weet: het is een kwestie van intuïtie. Rechts op de bühne staat een stoel met daarop het boek dat haar vader over zijn jeugd schreef, Buitenspel (1993).

Met grote charme. humor en intensiteit beschrijft Carolien van den Berg de lotgevallen van haar Joodse familie, met alle tragiek die ermee is verbonden. Nu ze zo inzoomt op een familieverhaal is dat des te aangrijpender: de toeschouwer ziet een jeugdfoto van oom Jo. die op achten-twintigjarige leeftijd werd vergast. Aangrijpend is het filmpje van een Joods meisje dat danst en springt op de stoeptegels in Amsterdam-Zuid. In die paar momenten ligt een immense tragedie besloten: wij. die weten wat er is gebeurd. Dat meisje onwetend.

Publieks reacties

“Hoe maak, Je zo’n bekend gegeven als de zwijgzaamheid van de overlevers van de Joodse Holocaust tot een voorstelling die nieuwe inzichten oplevert? Hoe maak je het zoveelste egodocument op toneel spannend en ontroerend zonder sentimenteel te worden? De titel Wie de f***’ is oom Jo wijst ons al in de richting: samen met actrice Carolien van den Berg mogen we als een detective een familiegeschiedenis reconstrueren. en getuige zijn van een rijke oogst aan foto’s en filmbeelden. die het bredere verhaal vertellen. Zelden werd jarenlang research, gestart vanuit een persoonlijke drijfveer, zo perfect omgetoverd tot boeiend en actueel theater. Speciale hulde aan regisseuse Matin van Veldhuizen en video-kunstenares Morgana Machado Marquez.”
Nan van Houte, Secretary general/ IETM

“Ik vond het heel bijzonder om te zien hoe Carolien op een heel eigen en bijzondere manier op zoek gaat naar de geschiedenis van haar naaste familieleden. Verhalen die ons terugvoeren naar de oorlog en ons doen realiseren dat we die periode nooit mogen vergeten. Ze maakt met naar verhaal op een hele mooie manier een vertaalslag naar de tijd van nu. “
Renée Soutendijk, actrice

“Door de persoonlijke zoektocht van de verteller; die zo vanuit het hier en nu begint, komt het verleden heel dichtbij via dat ene persoonlijke verhaal verbind je je met die enorme geschiedenis. Indrukwekkend, intrigerend een ontroerend.”
Esther Gerritsen, auteur

“Hartstikke goed!”
Michiel Romeyn / programmamaker/acteur

“Carolien van den Berg brengt het verl
eden dichtbij in een mooi beeldend en documentair decor.”
Wanda Reisel. Schrijfster/columnist

“Het drama van de Jodenvervolging tijdens de 2e wereldoorlog. Teruggebracht tot zulke proporties dat ze op verpletterende wijze bij je binnen-komen. Dat lukt Carolien van den Berg via het levensverhaal van haar vader, in de voorstelling Wie de f*** is oom Jo. Lief. mooi. persoonlijk en onthutsend.“
Robert ten Brink presentator/ programmamaker

“Carolien vertelt in heldere taal met kracht’ bijgezet door een intrigerende videowand, het complexe verhaal over overlevers en slachtoffers van WO2. Dat dit familieleden van haar zijn brengt het nog dichterbij. De relatieve luchtigheid waarmee ze het brengt maakt de voorstelling meer dan genietbaar.”
Theo Nijland, zanger/ schrijver / theatermaker/componist/scenarist

“ik heb genoten van de prachtige en indrukwekkende voorstelling van Carolien van dan Berg. Een heel belangrijk thema, dat blijvend onze aan-dacht behoeft eigentijds en persoonlijk gebracht. Een “musttsee” voor jong en oud.”
Wim Kuiken, Deltacommissaris

“Zowel toen ik Van den Berg interviewde, als tijdens het kijken naar naar voorstelling, voelde ik haar noodzaak om dit verhaal te vertellen, haar drang om oorlogsverhalen voor een nieuwe generatie levend te houden.”
Edith Andriesse, actrice/joumalist NIW

Het boek Buitenspel

(in 1993 in eigen beheer uitgegeven)

In het boek Buitenspel doet Bob Wolf van den Berg , de vader van Carolien voor zijn naasten verslag
over zijn belevenissen tussen 1940 en 1945. In het voorwoord staat: ‘Een 17-jarige jongen in een wereldoorlog. Ik heb de oorlog overleefd. Vrees en angsten liggen achter mij. Verdriet om moeder en Jo blijft’.

Bob Wolf van den Berg-Dormits (1923-1997)

groeide op in de Waalstraat in Amsterdam samen met zijn acht jaar oudere broer Joseph, die Jo werd genoemd. Zijn moeder, een arme weduwe runde daar in de dertiger jaren een pension waar voornamelijk Duits-Joodse vluchtelingen woonden. Deze vluchtelingen vertelden de 16-jarige Wolf over de gruwelen van het opkomend Nazisme in Duitsland. Een paar van hen hadden striemen op hun rug van de verminkingen die zij hadden ondergaan. Dat maakte diepe indruk op de jonge levenslustige Wolf; hij was gewaarschuwd en nam zich voor nooit in handen van de Nazi’s te vallen. Met 17 jaar begon hij op de voorraadafdeling bij de Hollandia Kattenburg Fabriek in Amsterdam Noord te werken waar regenkleding werd gemaakt. De directie en de helft van de werknemers (zo’n 360 werknemers) was Joods. Toen in 1940 de oorlog uitbrak werd de fabriek door de Nazi’s al snel gebruikt om militaire kostuums voor de Wehrmacht te produceren. Om die reden kregen de werknemers een sper in hun paspoort, wat betekenden dat ze voorlopig gevrijwaard waren van transport. Daarom kwam de razzia op 11 november 1942 volkomen onverwachts. Alle 360 Joodse werknemers werden opgepakt, maar moesten lang in de gang wachten voordat ze werden getransporteerd. Op hetzelfde moment werden namelijk hun familieleden thuis ook opgepakt, mits ze waren gewaarschuwd door niet Joodse werknemers van Hollandia. Vermoedelijk heeft iemand Wolf’s moeder Klaartje Dormits ook gewaarschuwd want zij zat niet op hetzelfde transport naar Westerbork.

Later die avond gingen de werknemers en hun familieleden op transport naar kamp Westerbork. Wolf was ervan overtuigd dat hij dit niet zou overleven en waagde ter hoogte van Nunspeet uit de rijdende trein te springen. Hij vluchtte het nachtelijke bos in maar was gewond geraakt aan zijn hoofd. Een plaatselijke arts, die ‘goed’ bleek te zijn hechtte de wond en hielp hem verder. Na een aantal omzwervingen kon hij onderduiken in Laren waar hij in contact kwam met zijn voormalig directeur Hans Kattenburg (zoon van Jacques Kattenburg, oprichter van Hollandia Kattenburg) die er sinds de razzia ook ondergedoken zat. Toen het daar te gevaarlijk werd, smeedden zij begin 1943 het stoutmoedige plan zich vrijwillig aan te melden voor de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Wolf veranderde zijn naam in Robert, oftewel Bob van den Berg. Ze meldden zich bij het bureau met valse identiteitspapieren en als niet-Joden. Omdat ze er beiden niet heel Joods uitzagen lukte dat ook en werden ze tewerkgesteld bij machinefabriek Wafios in Gönningen, ten zuiden van Karlsruhe. Midden in het hol van de leeuw, leidden ze een betrekkelijk rustig bestaan, totdat Bob plotseling werd aangehouden in oktober 1943. Vermoedelijk omdat de brieven die hij was blijven schrijven aan zijn moeder op haar onderduikadres gevonden waren nadat ze was verraden. De plaatselijke postbode had daar zeven gulden ‘kopgeld’ voor gehad. Drie weken later werd Bob’s moeder, Klaartje van den Berg-Dormits in Auschwitz vergast.

Nadat Bob was opgepakt wist hij toch weer te ontsnappen omdat hij de plaatselijke politieagent had omgepraat om hem naar zijn verplicht dagelijks bezoek aan het hospitaal te laten gaan. (Hij had bij een ongeluk in de machinefabriek een bloedvergiftiging aan zijn arm opgelopen). Hij ging niet naar het hospitaal maar vluchtte naar een vriendin in het dorp. Zij gaf hem geld voor een treinkaartje naar Baden-Baden. Daar zaten een aantal Hollandse, niet Joodse vrienden die daar tewerk waren gesteld.
In de trein vertelde hij zijn medepassagiers, waaronder een hoge SS-er die naast hem was komen zitten, het verzonnen verhaal dat zijn verwonding veroorzaakt was door de bombardementen waarbij hij zijn persoonsbewijs en al zijn bezittingen was kwijtgeraakt. Er waren niet ver daarvandaan daadwerkelijk bombardementen geweest.

Bob sprak inmiddels vloeiend Duits en wist de sympathie van de SS-er op te wekken waardoor deze een prima bescherming bleek toen Bob werd gecontroleerd. Hij kwam ongedeerd in Baden-Baden aan en sloot zich aan bij zijn niet Joodse vrienden en kon via hen zelfs een nieuw (vals) persoonsbewijs krijgen. Hij kon daar ook een baantje en een kamer krijgen. Hij voetbalde met zijn vrienden in de club ‘ De Hollandse Boys’, die zelfs een keer tegen de SS moesten spelen, waarbij Bob ook meedeed omdat ze anders een speler te kort kwamen. Hij zal zich na zoveel ontsnappingen onoverwinnelijk gevoeld hebben in dat laatste oorlogsjaar. De titel ‘ Buitenspel’ verwijst naar die voetbalwedstrijd, maar ook naar het gevoel van destijds, namelijk ‘als Jood buitenspel te staan.’ In april 1945 werd Baden-Baden bevrijd.

Toen Bob na de oorlog, in de zomer van 1945 pas naar huis kon en in zijn ouderlijk huis aan de Waalstraat in Amsterdam terugkwam, lag het huisraad bij de buren. Pas in 1947 hoorde hij van het Rode Kruis dat zijn moeder op 24 september 1943 was vergast en zijn broer Jo op 31 oktober 1943 bij kamp Sobibor ‘auf der Flucht erschossen’ was.

Bob Wolf in 1941 op het dak van de fabriek

De Hollandia Kattenburg regenjassen fabriekfabriek

Verslag van de razzia bij Hollandia Kattenburg en het treintransport uit het boek ‘Buitenspel’ van Bob Wolf van den Berg

Opgepakt
11 November nu meer dan 50 jaar terug. Het is een mooie dag en ik rijd met de tram naar het Centraal Station, joden op het balkon. Dan met het bootje van Bergman of met de IJpont. Ik ben op weg naar Hollandia Kattenburg, waar ik inmiddels op de calculatieafdeling werk. Dan ’s middags om een uur of half vijf ontstond onrust. Geschreeuw. Andere geluiden. De deur van mijn afdeling, waar ik met nog een paar mensen werk, gaat open. Een man in SS-uniform stapt binnen en vraagt in het Nederlands: “Zijn hier joden?” De niet-joden kunnen in hun kantoor blijven; de joden moeten de gang op. We zijn erbij!! We worden opgepakt. Er staan Duitse overvalwagens buiten om ons af te voeren. De ‘Sper’ helpt niet meer.
De Deense directeur Meier komt de gang op en ik zie hem in gesprek met één van die kerels in uniform. Vervolgens gaat hij met Freddy Kattenburg, één van de senior bazen, mee naar de stoffenkelder. Na verloop van tijd komt die Hollandse SS-er weer naar boven zonder Freddy. Even later gaat ook zijn broer Hans Kattenburg met de SS-er naar de kelder. Het is duidelijk dat Meier die SS-er heeft omgekocht. Als de SS-er weer uit de kelder naar boven komt, loop ik naar hem toe en zeg: ‘Kan ik u ook even in de kelder spreken?’ De man reageert niet.
Dan vraag ik of ik naar de wc mag. Het mag, maar de deur moet open blijven en die vent houdt mij in de gaten. Ontkomen is uitgesloten. Om negen uur ’s avonds worden we in de overvalauto’s geladen en naar de Euterpestraat in Amsterdam vervoerd. In een schoolgebouw is een Zentral-Stelle voor joden. Daar resideert Aus der Fünten, een hoge SS-officier. Na de oorlog veroordeeld als oorlogsmisdadiger.
We moeten in rijen van vier gaan staan. Sommigen moeten schrijfmachines pakken en deze op tafeltjes zetten. Later blijkt dat ze die nodig hebben om ons te registreren. Een Duitser wijst een oudere man achter mij aan om te helpen. Ik zeg: “Blijft u maar staan dat doe ik wel.” Komt die Duitser vlak voor mij staan en slaat me zo twee keer in mijn gezicht. Ik moet dus blijven staan. Je doet niks terug. Je laat je zo twee tikken geven. Je denkt alleen maar aan lijfsbehoud. Achter een loket zit iemand die zicht heeft op iedereen die geregistreerd wordt. Sommigen van ons moeten rechts gaan staan en anderen links. De ene kant betekent de strafgevangenis in Scheveningen; sta je aan de andere kant dan word je op transport gesteld naar Westerbork.

Direct na de oorlog, in augustus 1945, blijkt uit een proces dat ene Maria Korthagen, een vroegere werkneemster bij Hollandia Kattenburg, heeft bekend die selectie te hebben gedaan. Het gerucht wil dat ze zich op de joodse arbeiders wilde wreken. Haar joodse vriendje had haar slecht behandeld. Ze is als collaboratrice veroordeeld.
Ik word ingedeeld bij de Westerbork-gangers. Later op de avond worden we in vrachtwagens geladen. We worden tot op het perron van het Centraal Station gereden. Daar staat een trein klaar. We worden met een man of zes, zeven per coupé, in de trein gestopt. In mijn coupé zit Siegfried Parser, chef van de administratie bij Hollandia. Hij is een van de acht van het zg. Hollandia transport die het concentratiekamp heeft overleefd en is teruggekomen.
Als de trein gaat rijden is het al donker. Er is maar één ding dat mij bezighoudt: hoe kom ik hier uit? De deuren van de coupés zijn afgegrendeld. De raampjes kunnen wel naar beneden. In de achterste wagon zitten de SS-bewakers die de trein aan de buitenkant met schijnwerpers controleren. Ik ben tot het uiterste gespannen om te kunnen ontsnappen. Ik houd constant de SS-ers achter mij in de gaten. Soms rijdt de trein wat langzamer. Is er een kans? Kan ik eruit?

WO II Atlas, op de rechterfoto Directeur Hans Kattenburg en rechts Bob Wolf van den Berg, ten tijde van hun verblijf als Joodse jongens in “Het hol van de leeuw” eind 1943.

Zingen in de laatste trein
Dan gebeurt het. Men begint te zingen. In alle wagons hoor je zingen. Joden op weg naar hun ondergang beginnen te zingen. Het is heel indrukwekkend. Zo herinner ik mij dat nog steeds. Maar op dat moment is het enige dat mij echt bezighoudt: Hoe kom ik uit die trein?
Ik zit bij het raam. Ik probeer steeds uit te vissen wat die SS-ers in die coupés achter ons doen. Als ik mijn hoofd uit het raam steek gaan ze schreeuwen. Het valt me op dat de trein af en toe wat vaart mindert bij spoorwegovergangen en wissels.
Dan neem ik doodsbang het besluit om uit de trein te springen. Ik wacht tot de trein weer wat vaart mindert. Ik steek een been uit het raam en hang zo half buiten de trein. Als ik met veel moeite het andere been bijtrek, pakt Siegfried Parser mij bij de arm: “Niet doen, het wordt je dood!” Het is duidelijk dat er op dat moment geen tijd is voor een goed gesprek. Ik trek mijn andere been bij. Ik hoor de moffen schreeuwen. Ik zet me af en spring! Aan de kant van de tweede rails kom ik met mijn kop op die rails terecht. Ik voel bloed op mijn voorhoofd. Ik hoor hoe de trein tot stilstand komt, onder enorm geschreeuw en piepende remmen. Ik begin te rennen, te rennen en nog eens te rennen. Weg van die rails, weg! Ik heb geen idee waar ik zit. Dan, pas veel later, realiseer ik mij dat de trein is doorgereden. Zonder mij!
Het is de vroege ochtend van de 12e november 1942. Ik schat een uur of acht. Het begint te schemeren over de hei. Waar moet ik naartoe? Hoe verder in vredesnaam? Ik loop naar de spoorlijn en ik zie daar een seinwachtershuisje. Een man met een NS-pet komt naar buiten. Hij loopt op mij af. Ben ik opgelucht of bang. Ik weet het niet. “Ik ben uit de trein gevallen”, roep ik naar de man. “Zeker de trein naar Westerbork”, hoor ik terug. Hij blijkt op de hoogte. “Ik kan je niet binnenlaten, maar wacht maar even” zegt hij afstandelijk, maar niet onvriendelijk. Even later komt hij met een teil met water en een doek. Ik bloed als een rund. Hij legt ook een stuk brood neer met iets erop. “Luister” zegt de man, “Veeg dat bloed van je gezicht, eet dit op en ga dan naar de dokter. Hier in Nunspeet is een dokter en die is goed. Die is te vertrouwen!” En hij legt uit waar die dokter woont.
Mijn regenjas zit vol bloed als ik bij de dokter binnenstap. Ik schrik me rot, er zit nog een vent in de spreekkamer. De dokter zegt meteen: “Je hoeft hier niet bang te zijn, deze meneer is in orde. Je kunt vrijuit spreken.” Het blijkt een Nederlandse officier van de opbouwdienst. Ze denken dat ik geparachuteerd ben door de Engelsen. Terwijl de dokter drie wonden in mijn voorhoofd kramt, verschaf ik ze de nodige opheldering. Dan vraagt die officier mij: “Waar wil je naartoe?” Ik zeg hem naar Amsterdam te willen. Ik krijg de fiets van de dokter met het advies: “Rij naar Amersfoort en neem daar de trein naar Amsterdam.” De officier biedt aan om mee te gaan wat de kans op controle een stuk kleiner maakt. En inderdaad, ik word niet gecontroleerd. Als we voor het Centraal Station in Amsterdam rijden, zegt iemand in onze coupé: “Kijk, daar aan de overkant, bij Hollandia Kattenburg, daar hebben ze gisteren de joden weggehaald.”

Uitzending Een Vandaag 10 november 2017

De vergeten razzia bij Hollandia Kattenburg

Carolien werkte mee aan aan het item van EenVandaag over de vergeten razzia bij Hollandia-Kattenburg.
https://eenvandaag.avrotros.nl/item/de-vergeten-razzia-bij-hollandia-kattenburg

Documentaire ’The making of oom Jo’

‘The making of oom Jo’ werd uitgezonden op Eerste kerstdag, 25 december 2018 door de EO op NPO2 en op holocaust dag 27 januari en nogmaals op 27 januari 2019 om 20.30 uur. De documentaire is inmiddels 4 keer uitgezonden.

Kijk op NPO Start: ‘The making of oom Jo’ EO/ uitzending 25 december 2018.
Of op https://www.2doc.nl/documentaires/2018/12/the-making-of-oom-jo.html

In ‘The Making of Oom Jo’ blikt Carolien terug op het maken van de voorstelling en welke impact dat proces op haar heeft gehad. Ze wordt zich bewust van het levenslange gevoel van haar gemankeerde identiteit, het gemis aan geborgenheid, familie, een plek waar ze werkelijk thuis hoort.
Want wie ben je als je niet Joods bent volgens de Joodse wet omdat alleen je vader joods was? En je je tegelijk probeert te verbinden met het feit dat je vader vervolgd werd, je oma in de gaskamer is vermoord, je oom en tante werden doodgeschoten en er nog 250 andere familieleden zijn omgebracht? Dat er angst en geweld aan de familie kleeft?

Vriendin en filmmaakster Ineke Houtman maakte een intiem portret.

‘Oorlog in mijn Buurt’

is een projectonderdeel van de Stichting ‘In mijn buurt’ die in 2015 is opgericht door Minka Bos. Stichting ‘In mijn buurt’ koppelt basisschoolleerlingen in een buurt aan ouderen in diezelfde buurt.
Tijdens een persoonlijke ontmoeting interviewen de kinderen de ouderen over wat zij hebben meegemaakt in die buurt. Het doel hiervan is om meer begrip voor de ander te creëren en vooroordelen te doorbreken. De kinderen houden daarna voordrachten op hun school over de verhalen die ze hebben gehoord.

‘Meeting people is the new form of learning’ is de titel van de TedxTalk die Minka Bos in 2015 over haar motivatie gaf om deze stichting op te richten en over de ontroerende en inspirerende resultaten die het tot dusver heeft opgeleverd. De kinderen kunnen ook erfgoeddragers van die verhalen worden als ze dat willen. In het geval van het verhaal van Bob Wolf van den Berg is dat de basisschoolleerling genaamd Ot geworden.

Riyan, Adam, Hayley en Zainab luisteren naar het verhaal van Carolien van den Berg over Hollandia Kattenburg

Carolien reikt de medaille voor erfgoeddragers uit aan Ot

Ot, inmiddels op het Montessori Lyceum vertelt het verhaal van Bob op de herdenking van de razzia op 11 november 2022.

Carolien van den Berg ontvangt Riyan, Adam, Hayley en Zainab van De Vier Windstreken in Amsterdam-Noord bij haar thuis in Zuid, met veel chocola en koekjes. Mevrouw Van den Berg is na de oorlog geboren, maar vertelt het verhaal van haar vader Bob. Ze heeft het vaker verteld en er zelfs een voorstelling over gemaakt. De kinderen hangen aan haar lippen. Na het verhaal over haar dappere vader komen er veel vragen. Uiteindelijk gaat het gesprek ook over het hier en nu en hoe het is als je een keer niet mee mag doen met de anderen.

Waarom ging uw vader in de fabriek werken toen hij 17 was?
‘Mijn vader kwam uit een Joods gezin en ze hadden het niet breed. Om wat extra geld binnen te krijgen had zijn moeder een pension waar veel Duitse gasten kwamen. Deze vooral Joodse mannen vertelden al voordat de oorlog hier in Nederland uitbrak, wat er aan de hand was. Mijn vader zag de littekens en hoorde de verhalen.

Toen mijn vader 17 was, kon hij bij de Hollandia Kattenburg-fabriek werken. De directie was Joods en ze werden, toen in Nederland de Duitsers de baas werden, gedwongen om Duitse uniformen te maken. De Joodse mensen die daar werkten waren veilig… dat werd hun verteld en ze kregen een speciale stempel in hun paspoort. Maar op een dag werden de Joodse medewerkers gescheiden van de niet-Joodse collega’s. Ze moesten uren wachten en werden uiteindelijk opgepakt en met grote overvalwagens afgevoerd. Dit was een van de grootste razzia’s die in Amsterdam heeft plaatsgevonden. Niet alleen de Joodse medewerkers werden meegenomen, maar hun familieleden werden op datzelfde tijdstip bij hun huizen weggehaald. Het ging om wel 826 mensen. Na de oorlog zijn maar acht mannen teruggekomen.’

Hoe is uw vader ontsnapt?
‘Mijn vader zat in de trein zitten met heel veel Joodse mensen en hij wist dat het verkeerd zou aflopen. Toen de trein een klein beetje langzamer ging rijden, is eruit gesprongen en belandde met zijn kop op de rails. Bloedend is hij gaan rennen. Hij hoorde dat de trein stopte en hij hoorde ook schoten. Hij bleef rennen en is uiteindelijk door mensen geholpen die ‘goed’ waren.’

Is uw vader gaan onderduiken?
‘Eerst heeft hij een tijdje ondergedoken in het Gooi, maar toen besloot hij samen met Hans Kattenburg om zich aan te melden om in Duitsland te gaan werken. Dat was eigenlijk heel gevaarlijk, maar niemand zag dat hij Joods was. Toen hij weer terugkwam in Amsterdam, hoorde hij dat zijn broer Jo en zijn moeder waren vermoord. In zijn huis woonden toen andere mensen. Hij heeft hier nooit met mij over gepraat.’

Speech van Bob van den Berg

uit 1988 bij de herdenking van de razzia op 11 november 1942.

Beeld uit de videotape van het USC Shoah Foundation Institute de ‘Steven Spielberg-tapes.’ Te zien in het Joods Museum onder de titel: ‘2000 getuigen vertellen.’
https://jck.nl/nl/longread/tweeduizend-getuigen-vertellen Kenniscentrum JHM 020 5310320

“Dit monument staat precies waar de deuren van de Hollandia Kattenburg fabriek stonden. Slechts een paar van ons kunnen over die vreselijke dag uit eigen belevenis berichten.
Het is en blijft zo, op die dag werden wij joodse medewerkers uit ons werk in de fabriek opgehaald en naar Nazivernietigingskampen gestuurd en de meesten door toedoen van mensen gedood. Ter nagedachtenis van hen staan wij een moment per jaar hier op deze plek. Wij zijn zeker niet beter dan anderen, gelukkig realiseren we ons niet tot welke daden we zelf onder zware druk in staat zouden zijn.
Ook na de naziperiode zijn misdaden tegen de mensheid gepleegd. Het past ons niet vergelijkingen te trekken. Waar het om gaat is onszelf, onze kinderen en kindskinderen ervan te overtuigen dat alleen een samenleving waarin men elkaar als gelijke beschouwt, ongeacht verschillen in huidskleur, godsdienst, cultuur of opleiding de moeite van het leven waard is. Een vrije wereld waarvoor U en ik, allen bereid moeten zijn ons voor in te zetten en de rechten van de mens te verdedigen en elke vorm van wilsoplegging af te wijzen.’